Geschiedenis van brood
Tijdens het rondtrekken jaagden de mannen en verzamelden de vrouwen knollen, wortels, vruchten en zaden zoals de korrels van wilde granen. Om hun honger te stillen, kauwden ze erop. Het speeksel in de mond zorgde ervoor dat de korrels zacht werden.
Later werden ze gekneusd met een steen en in water geweekt. Zo ontstond een soort broodpap. Van de dikke pap maakten ze een dikke ronde koek, welke in de zon of op gloeiend hete stenen of in het as werd gedroogd.
Zo’n 1500 jaar voor onze jaartelling ontdekte een Egyptische slaaf dat brood kon rijzen. Brood dat ouder was dan een dag was niet te eten. Op een dag merkte hij dat hij een restje broodpap van de vorige dag had laten staan. Dit restje was zuur geworden. Om te voorkomen dat iemand het merkte, deed hij het gauw bij de nieuwe broodpap. De broden die hij daarvan maakte, waren veel luchtiger en smaakten veel lekkerder dan de broden die hij eerst maakte.
In ons land kwamen in de steden pas in de Middeleeuwen bakkers. Voor die tijd bakte iedereen zijn eigen brood. Voor het bakken van brood werd rogge gebruikt. De rijkere standen, de adel en de geestelijken, aten brood dat van tarwe werd gebakken. Om het deeg te laten rijzen werd zuurdeeg, het deeg van de vorige dag, of zure wijn gebruikt. Pas in de 19e eeuw werd gist ontdekt zoals wij die kennen.
Tegenwoordig eten we brood als basis, dagelijks vers gebakken. Een smakelijk, gezond, licht verteerbaar product. Van luchtig wit tot grof met graankorrels en zaden. Voor elke smaak wat wils. Bakkerij Faber besteedt er elke dag opnieuw zorg en aandacht aan.